Deel 35: De Hel van Hanoi
- Fréderic
- 17 jun 2023
- 8 minuten om te lezen
Bijgewerkt op: 9 jul 2023
Na meer dan een jaar in Indonesië verbleven te hebben, besloot ik om een ander gedeelte van Azië te ontdekken. De keuze ging tussen Cambodja, Laos en Vietnam, maar aangezien Vietnam op vele reissites als de beste bestemming werd voorgesteld, viel de keuze op Vietnam, alwaar ik een maand zou gaan rondreizen, een keuze die ik me na één dag in Hanoi al serieus beklaagde.

Nog voor ik één voet op Vietnamese bodem had gezet, zat ik al in de penarie. Bij het inchecken op de luchthaven van Bali, werd gevraagd naar mijn visum voor Vietnam. "Ik blijf minder dan 30 dagen in het land en heb een Schengen-paspoort, dus kan mijn visum ter plekke kopen." liet ik de vrouw weten. "Nee, dat klopt niet" was haar antwoord terwijl ze de security riep en ik zelf de kans niet meer kreeg om te reageren. Enig opzoekingswerk leerde mij dat de meeste Shengen-landen zonder visum naar Vietnam kunnen vliegen, maar dat België en Nederland daarop een uitzondering zijn. Ik was overigens niet de enige dommerik die het had vlaggen: nog zes andere mensen werden om dezelfde reden geweigerd. Ik vermoed ergens dat het ook een soort van business-model is van de luchtvaartmaatschappij waar ik mee ging vliegen. Na mijn boeking, drie maanden geleden, heb ik geen enkele mail meer ontvangen. Zelf niet in de week of de dagen voorafgaand aan mijn vlucht. De meeste zichzelf respecterende luchtvaartmaatschappijen laten minstens weten dat je met paspoort X visum Y nodig hebt, maar deze Vietnamese maatschappij liet zelf niets horen nadat ik geboekt had. Maar na mijn weigering lag er wel al binnen de minuut een document klaar om tegen betaling mijn vlucht om te boeken naar een latere datum. En ik had een kwartier om te beslissen. Weinig andere keuze dan er op in te gaan en via een spoedprocedure mijn visum aan te vragen.

Twee dagen later was het tijd voor poging nummer 2, dit keer wel met een visum in handen. Tijdens het aanschuiven aan de balie, zag ik alweer verschillende mensen die door de security werden weggeleid omdat ook zij niet over een geldig visum beschikten. Je zou als luchtvaartmaatschappij toch eens beginnen denken of je je cliënten wel goed begeleid. Maar zelf ik met mijn visum, was nog niet veilig. Tot drie maal toe heeft de bediende mijn visum tot op elke letter en komma gecontroleerd, maar vond geen typfouten. Dus ging ze maar over tot het checken van mijn Indonesisch visum, iets wat totaal niet aan de orde is en wat ook totaal haar bevoegdheid niet is, maar ook daar vond ze gelukkig geen fouten, dus kon ik vertrekken voor een vlucht van vijf uur richting Hanoi, de hoofdstad van Vietnam.
Na een al bij al rustige vlucht en vlotte passage door de douane in Vietnam, was het tijd om mijn bagage op te pikken. Ik had de voorbije weken heel wat vluchten in Indonesië afgelegd en daarbij viel het me telkens op hoe snel ik mijn bagage had. Meestal had ik die al minder dan een kwartier na landing terug in handen. Maar hier in Hanoi, vergeet het maar. Anderhalf uur na landing kwam er eindelijk schot in de zaak en kon ik een stuk na middernacht in een taxi stappen voor een rit van een uur richting hotel alwaar ik doodmoe onmiddellijk in slaap viel.

De volgende ochtend was het tijd om Hanoi zelf te ontdekken. Ik besloot eerst richting de kathedraal te stappen aangezien die vlak bij mijn hotel lag. Ik was voorbereid en wist dat het erg druk zou zijn qua verkeer en ik ben al wat gewoon in Indonesië, dus daardoor liet ik me zeker niet uit mijn lood slaan. Maar het toeteren? Jezus Christus... Balinezen toeteren er ook op los, maar dan om te waarschuwen. een korte "tut" met als onderliggende boodschap "hey, pas op, ik ga passeren." De Vietnamezen daarentegen? Die toeteren met als boodschap "maak dat je verdomme weg bent." Telkens ze van richting veranderen, telkens ze een kruispunt oprijden, telkens ze daar zin in hebben, drukken ze seconden lang en zo agressief mogelijk op die claxon. Het doet er niet toe of beter, het toeter niet toe wanneer, hoe meer lawaai, hoe beter. Een verschrikking.
En dan had ik nog geeneens kennisgemaakt met de inwoners van Hanoi zelf. Allemachtig, wat een ongelooflijk onvriendelijk, bruut en onbeleefd volk is me dat! Loop je langs straat dan word je elke minuut aangeklampt om een taxi te nemen, een aansteker te kopen, een massage te krijgen,... En als je vriendelijk weigert krijg je een dodelijke blik naar je kop geworpen. Oorspronkelijk was mijn titel van dit stuk "Hanoi, voor wie van BDSM houdt" want je wordt hier de ganse dag door de huid vol gescholden. Ik zag zelf mensen die een winkel bezochten maar uiteindelijk niets kochten, weggejaagd worden door de eigenares terwijl ze met een bamboestok aan het slaan was. Of toen ik op een avond de bekende Train Street wou bezoeken en door hetzelfde steegje liep waardoor iemand mij diezelfde ochtend had geleid. Dat was geen goed idee: meteen kreeg ik enkele razende Vietnamezen rond mij die mij, naar ik vermoed, voor rotte vis begonnen uit te schelden omdat ik het lef had door dat steegje te lopen zonder één van hen te betalen.
Maar goed, nadat ik de kathedraal had bezocht, besloot ik om richting de Franse wijk te gaan. Ziet er ook heel Frans uit, erg mooi aangelegd, alsof je in Marseille bent op een hete zomerdag. En heet was het hier wel, bijna veertig graden. Tel daarbij ook nog eens de dikke smog die boven de stad hangt waardoor je sneller dan normaal buiten adem bent en je ziet ferm af als je hier een tijdje rondwandelt. En in tegenstelling tot wat ik in Bali gewoon ben, alwaar je om de honderd meter een superette of bar tegenkomt, moet je in Hanoi soms een kwartier stappen voor je een plek vindt waar je aan drank geraakt. Ik ben helaas meer dan één keer ergens binnengestrompeld terwijl mijn lichaam schreeuwde om water. En als je dan ergens binnenstrompelt, begint er altijd nog een nieuwe strijd: die tegen onbeleefd personeel dat ook Engels spreekt waar je geen touw aan vast kunt knopen. Op een aantal plaatsen moet je zelf betalen nog voor je bediend wordt, iets wat mij vreemd overkomt. Zo moest ik op één plaats 85.000 VND betalen (ongeveer 4 EUR). Aangezien ik net 10 miljoen had afgehaald, wou ik enigszins discreet dat geld uit mijn portefeuille halen en deed dat dus wat weggestoken, onder tafel. Het eerste biljet dat ik uithaal, is er eentje van 10.000 VND. Nog voor ik de kans krijg om het weer weg te steken, hangt de ober al over mijn schouder en zegt: "it's 85.000". Ik verschiet me een bult en antwoord hem onmiddellijk "Relax dude, do you think I'm stupid?" Het is maar één van de vele voorbeelden van hoe grof ze hier omgaan met toeristen.

Na de Franse wijk ging het richting de Oude Wijk van Hanoi, een bekende toeristische plek. Oud is het zeker. De moeite waard allesbehalve als je het mij vraagt. Het deed mij wat denken aan de Overpoortstraat op vrijdagochtend: vies, vuil en stinkend naar rottend afval, braaksel en rotte vis. En daartussen ligt dan open en bloot vlees, vis en bereide maaltijden die je kunt kopen als je van plan bent om de rest van de week op het toilet door te brengen. Maar dit soort straten zijn helaas omni-present in Hanoi. Het lijkt wel alsof er over gans de stad een grauwgrijze filter hangt.

Lang heb ik er dan ook niet rondgehangen in de Oude Wijk en besloot daarop naar een bekende Boeddhistische tempel te stappen vlak bij de Oude Wijk. Een tempel die zich op een eilandje bevindt in een meer. Ik stapte via de boorden van het meer richting de brug die het vasteland met dat eilandje verbindt en wou over de brug stappen. Dat was buiten de bewaker gerekend. "You! Out! Ticket First!" brulde hij me toe. Ondanks dat het nergens aangeduid staat dat je moet betalen en dat ik geeneens een loket gepasseerd was aangezien ik via de boorden van het meer kwam gestapt, was ik toch weer de risee. 50 meter verder dan maar een ticketje gekocht, de tempel binnen gegaan en gaan zitten op één knie in een poging om een betere hoek te vinden voor een foto van de tempel. Maar dat was buiten een andere bewaker gerekend. "You not sit on floor!" werd me alweer toegebruld. "Ik zit niet, ik probeer..." oh wat, laat het gewoon zo.

Om de middag af te sluiten, besloot ik om een oude gevangenis te bezoeken: Hoa Lo. Een gevangenis die zowel door de Franse overheerser werd gebruikt om dissidenten op te sluiten en te executeren, als door de Vietnamezen in de Vietnam Oorlog om Amerikaanse piloten op te sluiten. Of moet ik zeggen, de Amerikaanse Oorlog. Ik had er nooit bij stilgestaan, maar de Vietnamezen spreken over "The American War" en niet over de Vietnam-oorlog. In ieder geval, deze gevangenis was een zeldzaam hoogtepunt tijdens mijn bezoek aan Hanoi. Al is de term hoogtepunt misschien slecht gekozen voor een dergelijke, pijnlijke plek waar zoveel mensen in onmenselijke omstandigheden werden opgesloten en het leven lieten. Voor wie ooit de film Papillon heeft gezien, het deed mij er in ieder geval sterk aan denken. Het viel wel al meteen op hoe de winnaar degene is die de geschiedenis schrijft. De Vietnamezen die door de Fransen werden gevangen gezet, worden er als helden omschreven en de martelpraktijken van de Fransen in de verf gezet. Terwijl als het over "Hilton Hanoi" gaat, de bijnaam die de gevangenis kreeg tijdens de Vietnam oorlog, er werd benadrukt hoe goed de Amerikanen het daar wel hadden. Iets wat wordt tegengesproken door de ex-krijgsgevangenen die het hadden over zware martelpraktijken.

Zoals eerder aangehaald, trok ik in de vooravond naar Train Street, een klein straatje in het hart van Hanoi waarlangs enkele malen per dag een trein passeert en daarbij net niet de huizen raakt. Een toeristische trekpleister die ik wou gezien hebben. Ik besloot om rond kwart voor zeven naar daar te trekken, zodat ik op tijd was voor de trein van zeven uur. Nadat ik dus eerst werd uitgekafferd door enkele Vietnamezen, kon ik toch een plekje bemachtigen in één van de barretjes langs de sporen aan een piepklein tafeltje met kabouterstoeltjes die we bij ons gebruiken in de kleuterklas. Eenmaal mijn bestelling doorgegeven en betaald, was het tijd voor de ober om mij in typische Vietnamese onbeschoftheid duidelijk te maken dat ik als enkeling geen recht had op een tafel en mij dus ergens in een hoekje moest gaan zetten. Ondertussen liepen andere Vietnamezen er zenuwachtig bij en kafferden elke toerist uit die het ook maar aandurfde om op de sporen te stappen, laat staan er een foto wou nemen. Het teken voor mij om te besluiten dat de trein in aankomst was. Niet dus. De Belgische spoorwegen zijn misschien erg, maar de Vietnamese... Anderhalf uur gewacht. Anderhalf uur zenuwachtige Vietnamezen toeristen zien uitkafferen. Anderhalf uur lang geen trein gezien.

Daags nadien ging mijn trip naar het politieke hart van Hanoi. In tegenstelling tot de rest van de stad is het hier wel proper, op het klinische af. Met reusachtige open pleinen, met grote Vietnamese vlaggen en bombastische monumenten voor hun leiders deed het mij denken aan Noord-Korea. Een gevoel dat alleen maar versterkt werd door het feit dat er op elke straathoek militairen staan, er overal bordjes hangen dat fotograferen verboden is en er zowaar borden staan die duidelijk maken dat als de vlag wordt gehesen of terug wordt binnengehaald, iedereen moet stoppen met wat hij bezig is en stokstijf naar de vlag kijken. En wie dat niet doet, die wordt door de militairen van het terrein begeleidt.

Misschien had ik mijn research eerder moeten doen, maar dit laatste noopte mij toch om eens dieper te graven in de politiek van Vietnam. Dat het ooit communistisch was, dat wist ik. Maar dat het nu nog steeds een communistisch land is dat in hetzelfde rijtje als China, Noord-Korea en Cuba wordt geplaatst, was nieuw voor mij. Verkiezingen zijn een farce, want er is maar één partij. Qua mensenrechten staat het land net boven Congo, Irak en China. Klinkt leuk (sic). Qua politieke vrijheden doet het land het net beter dan Rusland en Saudi-Arabië. Word je ook niet vrolijk van.

Nee, mijn trip naar Hanoi is geen hoogvlieger, om het eufemistisch uit te drukken. Uit verschillende hoeken had ik al vernomen dat de inwoners van Hanoi niet de meest aangename mensen waren, maar dit was totaal niet wat ik er van verwacht had. Ook de stad zelf kon mij niet volledig bekoren. Er zijn wel een tiental toeristische plaatsen, maar die zijn ofwel matig onderhouden ofwel zijn er gelijkaardige, doch betere plekken te vinden in de wereld. Al zijn er zeker enkele verborgen parels in de stad. Maar ik hoop toch dat mijn volgende bestemming, Halong Bay, beter zal meevallen.
コメント